Clubavond 11 december 2018 in het kader van Rechten van de Mens

11-12-2018

    De clubavond op 11 december, één dag na de Internationale Dag van de Rechten van de Mens, was een zeer bijzondere. In het bijzijn van een aantal genodigden, vertegenwoordigers van lokale overheden en onderwijsinstellingen, gaf bijzonder hoogleraar Mensenrechteneducatie prof. dr. Felisa Tibbitts een lezing. Ons lid Garance Reus-Deelder, zakelijk directeur van de Anne Frank Stichting, schreef hierover het volgende:

    Een meer bevlogen ambassadeur voor de mensenrechten dan Felisa Tibbitts is niet denkbaar, en juist op deze dag, zeventig jaar en één dag na de ondertekening van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, is het een feest om naar haar gloedvolle betoog over mensenrechteneducatie te luisteren en om er tot reflectie én handelen (Amnesty brieven worden na afloop vurig ondertekend…!) door te worden aangezet.

    Felisa begint met een kort overzicht van het mensenrechtenkader waarbinnen mensenrechteneducatie is gepositioneerd, de hoofdlijnen van de ‘UDHR’ en de verschillende bindende verdragen die op die niet-bindende verklaring volgden. Daarna licht ze de beginselen van mensenrechteneducatie toe. Het gaat daarbij niet alleen om educatie óver mensenrechten, maar nadrukkelijk ook om educatie op basis van mensenrechten (zoals participatieve, inclusieve lesmethoden en een veilige setting in de klas) en educatie vóór mensenrechten (enige vorm van actie of handelingsperspectief moet worden geboden).

    Felisa’s bevindingen over mensenrechteneducatie in Nederland stemmen in het licht van deze drie beginselen niet erg vrolijk. In het lesmateriaal wordt over het algemeen maar zeer beperkt verwezen naar mensenrechten. Bovendien worden mensenrechten vaak in de context van ‘waarden’ geplaatst, niet als rechten gepositioneerd. Daarmee worden mensenrechten een ‘gunst’ aan degenen die die rechten niet genieten, in plaats van een wettelijk verankerd recht.

    In de daarop volgende discussie gaat het onder meer over de vraag of wij in Nederland het gevoel van urgentie niet teveel verloren hebben, omdat onze samenleving al zo lang in vrijheid leeft. Er worden voorbeelden gegeven van jonge of fragiele democratieën (Argentinië, verschillende Afrikaanse landen) waar jongeren veel meer dan in Nederland bereid zijn in actie te komen voor mensenrechten. Hebben wij het hier ‘te goed’? Gaan wij er te klakkeloos van uit dat het met ‘onze’ mensenrechten en rechtstaat wel goed zit? Zijn wij te weinig bereid over onze eigen grenzen te kijken en de universaliteit van mensenrechten te erkennen? Onverschilligheid is een gevaarlijke tendens, nu hoekstenen van de rechtstaat in veel landen onder druk staan (vrije pers, onafhankelijke rechtspraak), en de kennis van jongeren in Nederland over de werking van die rechtstaat is vaak beperkt. Des te meer reden om onze VMBO menrenrechteneducatieprijs verder uit te rollen!