Een officiële taal is de Nederlandse Gebarentaal nog steeds niet. En dat steekt Trude Schermer (Nederlands Gebarencentrum). Dit is waarom.
‘Het is een gekkenhuis; dit hadden we totaal niet verwacht.’ Trude Schermer, directeur van het Nederlands Gebarencentrum én Soroptimist is blij met die aandacht. ‘Ik hoop wel dat we die kunnen inzetten voor de dovengemeenschap.’
‘Er ligt sinds vorig jaar een initiatiefwet op tafel om de Nederlandse Gebarentaal te erkennen als officiële taal. Het zou mooi zijn als al deze aandacht ertoe leidt dat die wet nu wordt aangenomen.’ Aan het woord is Trude Schermer, directeur van het Nederlands Gebarencentrum en lid van club Bussum en omstreken. Met ‘gekkenhuis’ doelt zij op de enorme (media-) aandacht die gebarentolk Irma Sluis de afgelopen weken heeft ontketend. Door haar optreden naast Mark Rutte en Hugo de Jonge verscheen zij niet alleen in de pers, op televisie en op sociale media, maar werden er ook twee liedjes voor haar gemaakt, van de Drentse formatie Mooi Wark en het duo Paul de Leeuw en Simone Kleinsma.
‘De bewindslieden gaven hun persconferenties zonder gebarentolk. Dus de dovengemeenschap had daar niet zoveel aan. En zo gaat het zo vaak. De Nederlandse Gebarentaal is een táál, net als gesproken talen, met een eigen lexicon en grammatica. De tolken die je bijvoorbeeld bij de NOS Journaals of de corona-persconferenties ziet, hebben een vierjarige hbo-opleiding en jarenlange ervaring.’
Emancipatie doven hard nodig
Trude spreekt gepassioneerd over haar vakgebied, waar ze al tijdens haar studie in de jaren zeventig inrolde. ‘Ik studeer- de Nederlands en Algemene Taalwetenschap en kwam daar in aanraking met gebaren en het onderwijs aan dove kinderen. Dat was een goed moment, want in de Verenigde Staten was net ontdekt dat een gebarentaal, net als een gesproken taal, taalkundig geanalyseerd kon worden. Ook in Scandinavië deed men onderzoek, in Nederland niet. Het begrip Nederlandse Gebarentaal bestond niet eens. Je moet weten dat het tussen 1880 en 1980 voor doven verboden was om gebaren te gebruiken. Kinderen moesten op hun handen zitten in de klas omdat ze anders lui zouden worden en niet leerden spreken.’
Bekijk ook dit interview met Trude Schermer
‘Ik had tijdens mijn studie geleerd dat een vroege interactie tussen ouders en baby’s heel belangrijk is, dus ik vroeg me af hoe horenden konden beslissen dat communicatie via gebaren voor doven niet goed zou zijn. Na mijn afstuderen ben ik naar de Northeastern University in Boston gegaan waar men zich voor het eerst ging bezighouden met de Amerikaanse Geba- rentaal. Ik heb twee jaar onderzoek gedaan. Ze waren daar al veel verder dan wij; Boston was sowieso een waar Mekka voor mij omdat ik toegang had tot colleges van verschillende universiteiten en vakgebieden!’
Eerste woordenboek gebarentaal pas in 1989
Tijdens haar verblijf in Boston werd Trude benaderd om een woordenboek van de Nederlandse Gebarentaal te maken. ‘Dat kan niet zonder dove mensen, dus ik ben drie jaar lang met een collega-taalkundige langs alle Nederlandse doven- instituten gereisd om gebaren te verzamelen. Uiteindelijk hebben we 15.000 gebaren vastgelegd op video. Daarna hebben we een notatiesysteem ontwikkeld en alle gebaren beschreven en met elkaar vergeleken. Je kunt een gebaar namelijk beschrijven aan de hand van een handvorm, plaats, beweging en oriëntatie van de hand en vingers. Zo zag in 1989 het eerste gebarenwoordenboek met tekeningen het daglicht. Deze eerste verzameling is de basis van het lexicografisch werk waaraan mijn collega’s en ik sinds die jaren verder werken en ook de basis van het online gebaren- woordenboek van het Nederlands Gebarencentrum. Daar staat het gebaar voor ‘hamsteren’ bijvoorbeeld al lang in.’
Toen nut en noodzaak van gebaren in het onderwijs steeds meer onder ogen werden gezien en er behoefte was aan landelijk cursusmateriaal, werd het landelijk Gebarencentrum opgericht. Dat centrum bestaat inmiddels meer dan twintig jaar. Het is sinds 2004 Lexicografisch Instituut voor NGT en wordt gesubsidieerd door het Ministerie van OCW. Trude is er inmiddels zo’n 19 jaar directeur. ‘Het centrum telt tien medewerkers, minimaal de helft van hen is doof. De voertaal is de gebarentaal. Zelfs als ik aan de telefoon ben, praat ik met gebaren. Zodat een collega kan zien dat ik aan het bellen ben en wat ik zeg. En dat is eigenlijk altijd mijn drijfveer geweest.’
Tekst: Simone Lensink