Soroptimisten Nederland op de bres voor slachtoffers geweld.

19-09-2020

Soroptimisten Nederland op de bres voor slachtoffers geweld.



    De Unie van Soroptimisten in Nederland, Suriname en Curaçao  komt met voorstellen voor modernisering Wetboek van Strafrecht in open brief aan Grapperhaus. Slachtoffers van seksueel geweld moeten nu eindelijk goed beschermd worden.

    De Unie van Soroptimisten in Nederland, Suriname en Curaçao  heeft met een officiële reactie gereageerd op een consultatieronde voor nieuwe wetgeving voor sexuele delicten. Uitgangspunten daarbij waren:

    • De kwetsbare partij moet zo veel mogelijk beschermd worden.
    • Normstellende wetgeving en niet op voorhand schrappen vanwege twijfels over de haalbaarheid van opsporing of problemen met de bewijsvoering.
    • Erkenning dat rond de 70% van de feiten door bekenden worden gepleegd, die nog langer met elkaar moeten leven of verkeren. In deze gevallen verdient professionele bemiddeling de voorkeur boven een harde strafrechtelijke reactie. Daarbij moet de dader wel inzicht tonen omtrent wat er fout is geweest aan het gedrag.

    Hieronder de input van de Unie van Soroptimisten in Nederland, Suriname en Curaçao.

    Aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid
    T.a.v. de heer dr. mr. F.B.J. Grapperhaus
    Ingediend via www.internetconsultatie.nl 
    Betreft: consultatie van voorontwerp wetsvoorstel seksuele misdrijven

    Amsterdam, 13-08-2020                                                                                                           

    Geachte heer Grapperhaus,

    Als Nederlandse Unie, onderdeel van Soroptimist International de internationale NGO die opkomt voor de rechten van vrouwen en kinderen, willen wij graag van de gelegenheid gebruik maken om onze zienswijze op uw voorontwerp van wet kenbaar te maken.

    We stellen het op prijs dat u de gelegenheid geeft niet alleen op de wetstechnische aspecten in te gaan, maar ook de voorwaarden en overige relevante aspecten aan te kaarten.

    We gaan dan ook in ons commentaar uit van het standpunt dat het strafrecht één van de middelen moet zijn om het doel van een veilige wereld voor vrouwen en kinderen en ook mannen te bereiken. Nog scherper gesteld, het strafrecht moet het ultimum remedium zijn. 

    Tegelijkertijd onderschrijven we een veel gedeelde opvatting dat het strafrecht tevens normstellend kan werken, wat nog niet wil zeggen dat daarmee het feitelijk gedrag van mensen direct zal wijzigen. Daarvoor zijn in de hele keten activiteiten nodig die nauw op elkaar aansluiten. 

    De preventie begint bij de opvoeding, waarbij opvoeders jongeren al op zeer jeugdige leeftijd aan moeten leren wat gewenste en wat ongewenste aanrakingen zijn en de mogelijkheid aanleren dat zij bij ongewenste aanrakingen of opmerkingen kunnen en mogen zeggen dat het niet gewenst is. Dit voorkomt niet alleen veel leed bij kinderen en volwassenen, maar zal ook veel strafzaken kunnen voorkómen. Zie daartoe alle relevante informatie op de site van het Centrum voor seksueel geweld.

    Bij de handhaving, wat ook uw verantwoordelijkheid is, merken we dat er een chronisch tekort is aan gekwalificeerd personeel bij de politie om alle zaken die zich aandienen adequaat te behandelen. U beoogt volgens uw toelichting een adequate reactie te kunnen geven op seksuele delicten en “politie en openbaar ministerie, worden in staat gesteld gerichter en effectiever op te treden tegen veelvoorkomend strafbaar gedrag”, en dat ook nog eens in meer strafbaar gestelde gedragingen. Echter zonder de aanwezigheid van voldoende geschoolde medewerkers zult u dit niet kunnen realiseren. Bij onvoldoende scholing van de medewerkers ligt ook een secundaire victimisatie op de loer.  Welke wetgeving de overheid ook zal maken, bij onvoldoende invulling van deze randvoorwaarde zal zij het gewenste doel niet kunnen bereiken.

    Wij missen in het kader van opsporing en vervolging in alle bijgevoegde documenten de vermelding om herstelrechtelijke afdoeningen / Mediation in Strafrecht toe te passen. De kwalitatieve analyse over de impact geeft geen enkele verwijzing naar deze mogelijkheid. U geeft wél inschattingen van de impact van deze wetgeving op de diverse organisaties in de afdoeningsketen, maar we missen een in dit verband wel een zeer relevante mogelijkheid. Immers het Centrum voor seksueel geweld stelt dat 85% van de gevallen plaatsvindt tussen bekenden.

    Dit naast het gegeven dat de bewijslast, ook bij herziene wetgeving, in veel gevallen lastig zal blijven, is de kans een rechtvaardigheidsgevoel te herstellen bij slachtoffers groter bij een herstelrechtelijke interventie, dan bij een niet altijd succesvolle inzet op het bewijs van een strafbaar feit. Wij ontberen dus een gerichtheid op een betekenisvolle, adequate afdoening met of naast de strafrechtelijke activiteit herstelrechtelijke activiteiten zowel in de toelichting van dit wetsvoorstel als in de documenten die annex zijn gepubliceerd. In hun reactie heeft Halt voor jeugdigen hier in ieder geval wel aan gerefereerd, wat wij van harte onderschrijven.

    Voorts sluiten wij ons graag aan bij een zich aftekenende meerderheid van reacties die de schuldvariant van verkrachting als ongewenst zien. We zouden het liefst een artikel “seks zonder wederzijds goedvinden/instemming” opgenomen zien waarin varianten in het basisdelict opgenomen zijn die het feit verzwaren, waaronder het onder dwang of geweld seksueel binnendringen. Deze systematiek hanteert u bij meer artikelen en is daarmee herkenbaar voor alle betrokkenen. Daarmee vermijdt u ook dat verjaringstermijnen eveneens gaan schuiven. Het is nl ook een bekend gegeven dat slachtoffers van seksuele delicten, zeker als deze zich op jongere leeftijd en/of in familiekring hebben afgespeeld, pas na heel veel jaren aangifte doen. 

    We hebben nog steeds een groot vertrouwen in de rechterlijke macht van Nederland dat zij de juiste variant van een strafbaar feit zullen toepassen op de schier eindeloze varianten van seksuele delicten, alhoewel scholing op dit terrein zeker bij nieuwere wetgeving altijd behulpzaam kan zijn om het gevoel van rechtvaardigheid bij slachtoffers en/of dader maximaal te laten zijn.

    Ook pleiten we voor een vormgeving van de tekst die volledig sekseneutraal is, zeker nu sekse steeds meer uit het maatschappelijke leven wordt verdreven als relevant gegeven. 

    Door o.a. de digitale versies is het aantal varianten van seksueel geweld vele malen groter geworden. Het verdient daarom aanbeveling in de toelichting op de wet expliciet te maken welke vormen van “seksueel binnendringen”, waarmee en in welke fysieke openingen, strafbaar zijn. Dit om te voorkomen dat het pas in de loop van lange tijd door jurisprudentie helder wordt en er al die tijd onzekerheid blijft bestaan. 

    We willen ook aangeven dat we het zogenaamde sekschatting zeker strafbaar willen stellen. Als deze activiteit valt onder het “normale experimenteergedrag” zal een wijze ambtenaar in de opsporings- of vervolgingsketen afzien van vervolgingsactiviteiten. Waar dit niet het geval is dient de overheid vooral kwetsbare jeugdigen door de wet te beschermen en met zo nodig en mogelijk een reactie van het justitieel apparaat. Voorafgaande wetenschappelijke discussies over bewezen schadelijkheid zijn wat ons betreft niet relevant als er zich ook maar één feitelijke situatie kan voordoen waarbij het wél schadelijk is. Zeker nu de identiteit van een initiërende partij op internet bepaald niet altijd eenduidig is te traceren of te duiden en een aanvankelijk onschuldig contact vreselijk mis kan gaan, is de beschikbaarheid van een adequate strafbaarstelling zeer wenselijk.

    Ook de expliciete vermelding van “schadelijk te achten” in het wetsartikel is een vraagpunt. Als schade niet gebleken is bij een benaderde persoon zal zelden aangifte volgen. Het risico bestaat hiermee dat men in een rechtszaal  ter verdediging allerlei discussies met getuige-deskundigen opwerpt of er wetenschappelijk wel te bewijzen is of iets schadelijk is. Het draait hier wat ons betreft alleen om de ervaring van betrokkene: als aannemelijk gemaakt is dat de ervaring ongewenst is, is het ook voor de strafwet zo.

    Waar velen in de publieke ruimte de redenering aanhangen dat als iets niet strafbaar is het “dus” mag, zijn wij een groot voorstander van het strafbaar stellen van iedere vorm van intimidatie. Daarbij lijkt het ons ook zeer gewenst dat deze artikelen geschaard blijven onder de groep “seksuele delicten”. De aard van het delict lijkt ons het meest relevant voor een indeling en niet de locatie van handeling, waarbij openbare orde meer duidt op de sociale interactie in het publiek domein en niet op de ervaringen van een individueel slachtoffer. 

    De beschrijving van het element “opzet is gericht op” in het artikel is naar onze mening op zijn minst vaag zo niet onjuist. Het zou gericht moeten zijn op “vrees aanjagen of in een vernederende, kwetsende of schaamtevolle situatie te brengen”. De vrees kunnen we ons nog enigszins voorstellen, want de associatie bij verbale of fysieke benaderingen ligt al gauw bij een opschaling van het handelen van de dader naar ernstigere vormen van handelen, maar bij “het brengen in een “situatie” van vernedering” enzovoort gaat het minder om de “situatie” als wel de ervaring van gevoelens van vernedering, kwetsing en schaamte van het slachtoffer. Het gaat erom dat de dader een slachtoffer “op enigerlei wijze seksueel vernedert, kwetst of schaamtevol bejegent in woord of gebaar” wat strafbaar moet zijn. Of dat feitelijk zo is, is slechts aan het slachtoffer om dat bij de rechter aannemelijk te maken en te duiden bij een aangifte, niet aan een derde die beoordeelt of de situatie onacceptabel is.

    Rest ons nog te vermelden dat het in de totale keten noodzakelijk is dat ook de niet-strafrechtelijke opvang van slachtoffers cruciaal is om de gevolgen van een slachtofferschap tot het minimum te beperken. De centra voor seksueel geweld zijn al een enorme verbetering in dit gebied, maar de bekendheid van de diverse opvangmogelijkheden vereisen een voortdurende aandacht. Onnodig te vermelden dat de opvangmogelijkheden natuurlijk in kwantitatieve en kwalitatieve zin voldoende moeten zijn. Het voorkomt veel schade op een later moment in de vorm van arbeidsongeschiktheid en geestelijke gezondheidsproblemen. 

    Natuurlijk zijn we op enig moment bereid verder te participeren in de discussies en toelichting te geven op onze standpunten. Daartoe kunt u contact opnemen met Nienke Feenstra, via ons kantooradres bureausecretaris@soroptimist.nl

    Hoogachtend,

    Namens de Unie van Soroptimistclubs in Nederland, Suriname en Curaçao,

    Mr. A.M.T. Vreman
    President

    Delen op social-media: